Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Opdat gij moogt wandelen [17]waardiglijk den Heere, [18]tot alle behagelijkheid, in alle goede werken vrucht dragende, en wassende in de kennis van God; 17. Dat is, gelijk het betaamt dien, die den Heere kennen, belijden en liefhebben. Zie dergelijke Rom.16:2; Ef.4:1. 18. Dat is, om den Heere in al uwen wandel te mogen behagen.